s t r o o m haags centrum voor beeldende kunst
 
De Bovenkamer is de plek waar Stroom hcbk de aandacht wil richten op het denken in en met de beeldende kunst. Voor het project de Onderstroom in de Bovenkamer zijn uitgenodigd de kunstenaars: Christiaan Bastiaans, Sonja Oudendijk, Jan van de Pavert en Philip Akkerman. Achtereenvolgens stellen zij een presentatie samen, niet zozeer van gerealiseerde werken maar van de onderstroom die bij hen tot het resultaat leidt. Wat zijn de denk- en werkprocessen, waar ligt de affiniteit?
 
Philip Akkerman   Onderstroom in de Bovenkamer
 
Op 29 maart 1980 begon ik met het opschrijven van gedachten en ervaringen in een schrift. Minder dan een jaar daarna schilderde ik mijn eerste zelfportretten. Het lezen van die schriften met aantekeningen geeft een beeld van wat mij door de jaren heen bezighield. Voor dit vouwblad heb ik een greep gedaan in die schriften.
 
 
| 29.03.1980 | ‘Ik   bedoel dat ik meer op mijzelf moet vertrouwen en minder naar anderen moet   luisteren.’ | 
| 31.03.1980 | ‘De   laatste tijd loop ik voortdurend scheten te laten.’ | 
| 01.04.1980 | ‘Voor   God zijn alle schilderijen hetzelfde.’ | 
| 04.04.1980 | ‘Philip,   je hoeft helemaal niet origineel te zijn, of vrij van geest. Dat hoeft   helemaal niet. Als je maar nooit gedachten verdringt.’ | 
| 22.04.1980 | ‘Serieus.   Wat ik bedoel is de totale schilderkunst. Niet zo van modern of ouderwets of   wat dan ook, maar alles. Alles zoals ja alles. Hoe moet je dit nu   zeggen. Alles in één … o o o o.’ | 
| 04.05.1980 | ‘Ik   weet niet of dat ik het al eerder eens op geschreven heb, maar ik vind dus   tekenen en schilderen gewoon het leukste dat er is.’ | 
| 07.09.1980 | ‘Wat   de kunst betreft schemert er in mijn hoofd dus iets. Iets dat saai zal zijn.   Niet mooi en niet lelijk.’ | 
| 19.12.1980 | ‘…   lijkt het er wel op dat ik hetzelfde ongecompliceerde gevoel heb als toen ik   pakweg 13 of 17 jaar oud was. Ik geloof dat ik een beetje los kom van al die   codes van de moderne kunst. | 
| 28.02.1981 | ‘Waarheid.   Wat is de waarheid? Is het zo dat hoe dichter je bij de waarheid denkt te   zijn, hoe verder je er van af bent? Is alles de waarheid? Is niets de   waarheid?’ | 
| 09.03.1981 | ‘Wat   mijn werk betreft ben ik nu doende met zelfportretten (een hele serie). Het   gaat redelijk.’ | 
| 30.04.1981 | ‘In   mijn zelfportretten gaat alles vanzelf. Iedere week maak ik er wel 2 of 3.   Als ik nerveus ben maak ik er 1 of 2 op een half uurtje, heel snel en je kan   dan aan alles zien dat ik ongeduldig was.’ | 
| 24.05.1981 | ‘Soms   denk ik dat het met de ellende in de wereld net zo is als met het water in de   wereld: altijd is er evenveel geweest, nooit wordt het minder, nooit wordt   het meer.’ | 
 
 
| 29.05.1981 | ‘Hoe   is het te verklaren dat niet de gehele mensheid morgen zelfmoord pleegt? Wat   bezielt al die mensen (en mezelf) toch, dat ze allen doorleven? Waarvoor? (Je   ziet ze toch allemaal lopen, op straat.) ‘We komen er nooit uit. Maar wat ik   wel zoek is een soort van formulering of idee ofzo waardoor ik een soort van   rust krijg. Op dat ik niet meer zo hoef te zoeken en sjorren, maar gewoon kan   accepteren en gewoon alleen maar dóen.’ | 
| 02.07.1981 | ‘Zelfportretten:   O.K. Het is cliché, het is te bedacht, het is niet nieuw, het is academisch,   het is nageaapt. Maar: IK WIL HET DOEN!’ | 
| 14.09.1981 | ‘Zo,   mijn opleiding is nu afgelopen. Punt uit. En ik zal er niet om huilen. Ik heb   veel geleerd, maar ben dolblij nu van dat geëmmer en gehakketak af te zijn.   Ik word nu niet meer gestoord en afgeleid door nerveuze betweters en heb een   rustig en in afzondering gelegen atelier. Ik doe wat ik wil. Niemand die er   meer over oordeelt. De hele kunst-scene kan de pot op.’ | 
| 12.12.1981 | ‘Ik   werk nu al 3, 4 maanden aan één zelfportret en het lukt maar niet.’ | 
| 20.12.1981 | ‘De   tijd is ooit begonnen. Toch? In de geschiedenis. Lang geleden begon het,   eens. Alles begon. en wat was er daarvoor en daarvoor en daarvoor en daarvoor.   Rond, Rond, Rond, Maar eens toch en dan weer daarvoor? En wat is er na het   einde en wat daarna en daarna en wat daarna? Jezus Eeuwigheid. En het heelal   wat is er daarbuiten? Eeuwigheid, oneindigheid. Je begrijpt toch nooit dat   soort zaken. Wat een leven. Een mens? Wat? Ha! Gewoon doorsukkelen. Doen   alsof je van niets weet.’ | 
| 01.03.1982 | ‘En   wat overblijft is een doffe berusting en een sloom zich voortbewegen naar het   einde. En de schilder? Hij schildert voort. Want hij kan niet anders.   ‘Compositie? Evenwicht? Kleurenleer? Lijnvoering? Niks mee te maken!’ | 
| 08.03.1982 | ‘Den   Haag, O, prachtige stad, hoe verheug ik mij wederom nu alvast, de   avondwandeling door U die ik vanavond maken zal.’ ‘Hé,   denk jij dat de mensen het erg zullen vinden als er af en toe een traan voor   mijn verf zit?’ | 
| 31.03.1982 | ‘Een   jong stelletje heeft slaande ruzie bij een bushalte. Het jonge vrouwtje   draagt een koffer, de jonge man een babie. ‘Kunst? Allemaal flauwekul. Toch   moet je doorgaan. Waarom weet je niet. Maar je moet.’ | 
| 23.01.1984 | ‘Ik   ben bezig met zelfportretten. Olieverf en pen en inkt. Olieverf is moeilijk   om er kleur in te brengen. Eerst goeie tekening kunnen maken. Daarom ik teken   nu één pen-zelfportret-tekening ieder dag.’ | 
| 24.01.1984 | ‘Mooie   plannen heb ik wel voor zelfportretten met olieverf. Doch het is de techniek   die ik niet in die mate beheers om mijn plannen ten uitvoer te brengen.’ | 
| Zomer   1984 | ‘Niet   signeren, niet dateren: want het maakt niet uit wie het wanneer gemaakt   heeft.’ | 
| okt.   1984 | ‘Af   en toe dompel ik dan mijn eigen hand in mijn eigen bloed en druk ik die dan   tegen de muur.’ | 
 
 
| 
 08.12.1984 | ‘Waarom   zou ik toch steeds zo van stijl wisselen? De ene keer wil ik een rustig en   mooi schilderij, de andere keer weer een lelijk. Hoe zit dat toch?’ | 
| 27.02.1985 | ‘Ik   schilder de gehele lijdende en onbegrijpende mensheid in het oneindige   heelal.’ | 
| 05.07.1985 | ‘Maar   ik vind mezelf nog erg slecht en maak maar heel weinig waar ik dan in het   geheel nog niet tevreden over ben.’ | 
| 20.07.1985 | ‘Waar   ik voornamelijk naar zoek is een techniek waarmee je in een schilderij de   directheid en helderheid en hardheid van een pentekening kunt benaderen.’ | 
| aug.   1985 | ‘Ik   moet voorlopig in één kleur blijven schilderen. ‘Ik worstel met de   schildertechniek. Hoe, op welke manier kan ik het beste dat wat ik wil,   maken? Ik probeer van alles en weinig lukt. Maar we gaan door.’ | 
| 25.01.1986 | ‘Al   mijn gedachten, ik schrijf ze maar op, opdat ze niet als onbehuisden door   mijn hoofd blijven dolen.’ | 
| 10.02.1986 | ‘Ik   vind mezelf een slecht schilder, heel erg slecht! Maar wel de allerbeste!’ | 
| 28.03.1986 | ‘Ik   heb weinig tijd, dus ik moet rustig, met overleg en doeltreffend werken.’ | 
| 04.04.1986 | Ja,   ik ben er van overtuigd. Ik moet zelfportretten blijven maken mijn hele leven   lang, in voor- en tegen-spoed. Ik geef mijn leven weer. In grote lijnen maken   wij allemaal hetzelfde mee. Ik schilder één van de velen. Ik schilder dus   iedereen. | 
| 04.05.1986 | ‘Ik   volg nu strikt de methode Dix.’ | 
| 16.05.1986 | ‘De   belangrijkste opgave die een kunstenaar zich tussen zijn 20-ste en 30-ste   moet stellen is het vinden van die onderwerpkeuze en die techniek die het   beste aansluit bij zijn persoonlijkheid.’ | 
| 27.07.1986 | ‘O,   o, o, wat teken ik toch slecht.’ | 
| 10.08.1986 | ‘Flaubert:   ‘Wat er ook van moge komen! Het succes is mijn zaak niet. Dat is afhankelijk   van het toeval en in welke richting de wind waait.’ | 
| 20.08.1986 | ‘Een   werkelijk Goddelijk Schilderij ontstaat alleen dankzij Grenzeloze Routine en   de Onmisbare Hemelse Inspiratie.’ | 
| 25.08.1986 | ‘Als   een monnik.’ | 
| 04.09.1986 | ‘Ik   duld geen kritiek. Ja, wat is dat nou, je hebt toch geen kritiek op iets dat   goed is?’ | 
| 06.09.1986 | ‘Daareven   vernietigde ik 16 zelfportretten uit het laatste half jaar …’  ‘Altijd maar weer de schouders eronder.   Altijd maar weer het onderste uit de kan. Doodziek word ik ervan.’ | 
| 23.09.1986 | ‘Een   schilderij is maar wat verf op een paneeltje.’ | 
| 17.10.1986 | ‘Pak   de zaak streng aan, vooral in het begin. Ik heb zeer veel tijd verspilt door   te denken dat ik in een moderne stijl wel met de oude techniek zou kunnen   werken. Maar zo gaat dat niet. Eerst, zo moest ik door schade en schande   ervaren, moeten de grondbeginselen streng toegepast worden. En als je dat   kan, daarna kan je gaan fantaseren en je eigen ideeën toevoegen.’ | 
 
 
| 10.11.1986 | ‘Langzaam   maar zeker drijf ik de schildertechniek in het nauw. Daar waar ik haar hebben   wil zal ik haar ketenen. En ik zal haar slechts water en brood ter consumptie   geven. En ik zal haar meester zijn tot in lengte van dagen.’ | 
| 08.12.1986 | ‘Het   is namelijk van belang om te weten dat de schilders in die middeleeuwen en   renaissance, dat die schilders nooit naar model schilderden! (wel met model   tekenden.)   “Does the road go uphill then all the way? Yes, to the very end. And will the journey take all day long? From morn’ till night my friend.’   | 
| 24.12.1986 | ‘Wat   is Den Haag toch een mooie en levende stad. Er wordt gesloopt en er wordt   gebouwd dat het een lieve lust is. En alles is prachtig. Het bestaat   doodeenvoudig niet dat er in Den Haag een lelijk gebouw gebouwd wordt. Alles   in Den Haag wordt vanzelf mooi!’ | 
| 30.09.1987 | ‘Maar   jongens, … techniek is onbelangrijk, dat weten jullie toch … het gaat erom   dat je klaarkomt. Oók in de kunst!’ | 
| 09.06.1988 | ‘Weg   met klootzakken.’ | 
| 26.08.1988 | ‘En   ik moet veel, veel rustiger en kalmer werken.’ ‘Ook al maak ik grote rotzooi,   ik ben op zoek naar iets echts.’ | 
| 19.12.1988 | ‘Bij   een produktie van louter zelfportretten is het slechte werk net zo belangrijk   als het goede.’ | 
| 30.07.1989 | ‘Maar   ik heb geen artistieke problemen. Want ik weet al wat ik moet doen, namelijk:   zelfportretten schilderen. Hoe of wat maakt allemaal niet uit. Ik moet alleen   zien te organiseren dat er een paar per maand maak en dat is alles. En dat   moet te doen zijn.’ | 
| 09.08.1989 | ‘Alles   begon toen ik als jongetje van een jaar of 8 tijdens een partijtje voetballen   met mijn rug op het gras gelegen het oneindige firmament inkeek. Toen vroeg   ik mij af of er niet ergens een einde aan dat heelal moest zijn en wat of dat   er achter dat einde dan weer zou zijn. En de tijd? Wanneer is die begonnen te   lopen?’ | 
| 10.08.1989 | ‘Streef   naar datgene waar je eigenlijk geen aanleg voor hebt.’ | 
| 18.07.1990 | ‘Vroeger   zei ik altijd: “Je moet die kunst maken die bij je persoonlijkheid past.”Maar   nu wil ik een bepaald soort schilderijen maken, die ik alleen maken kan als   ik een rustige, bezadigde en contemplatieve man zou zijn. En als zenuwlijder   die ik nu eenmaal ben zal me dat nooit lukken. Dus moet ik nu … mijn persoonlijkheid   veranderen …’ | 
| 15.08.1990 | ‘Voor   mijn thematiek (de onbegrijpelijkheid van het bestaan) heb ik niet gekozen,   daar ben ik mee geboren. Voor de onderwerpkeuze waarmee ik die thematiek   weergeef (steeds maar zelfportretten) heb ik wel zelf gekozen.’ | 
 
 
| 15.02.1991 | ‘Waarom   kunnen wij niet onder woorden brengen waarom wij het ene kunstwerk goed   vinden en het andere slecht? Dat is omdat onze hersenen te beperkt zijn. Wij   hebben net genoeg hersenen om te kunnen vaststellen dat we een bepaald   schilderij als goed ervaren. Om te weten waarom dat zo is schieten onze   hersenen tekort.’ | 
| 19.02.1991 | ‘Na   mijn gastdocentschap zijn hier nu een paar termen die ik voorlopig niet meer   horen wil: restvorm, sterk beeld, complementaire kleur, integer, compositie,   jezelf kwetsbaar opstellen…’ | 
| 15.03.1991 | ‘Onze   hersenen zijn juist toereikend om te kunnen vaststellen dat we bestaan. Maar   onze hersenen zijn te klein om te begrijpen hoe en wat en waarom we bestaan.’ | 
| 21.05.1991 | ‘In   het groot gezien kost het schilderen van zelfportretten en niets dan   zelfportretten mij geen moeite: ik ben ertoe gekomen vanuit een intuïtieve   aandrang en ik doe het als in een trance. In het klein echter, in de praktijk   van het dagelijks werk, moet ik mijzelf steeds weer aan het werk zetten en ik   doe dat door mezelf technische en artistieke problemen voor te schotelen.’ | 
| 10.07.1991 | ‘Tien   jaar geleden schilderde ik mezelf. Daarna schilderde ik niet slechts mezelf   maar ‘alle mensen’. Nog later vond ik dat ik de gehele schepping schilderde.   Want alles alles alles, mensen dieren planten dingen waren immers ooit gas en   lava. Maar nu schilder ik NIETS. Ik schilder alleen nog maar . geen ogen,   geen haren, geen huid, niets. To pain tor not to paint.’ | 
| 19.08.1991 | ‘correctie:   Ik schilder NIETS materieels.’Ik schilder een gedachte!’ | 
| 11.09.1991 | ‘Ik   kijk steeds minder in de spiegel, steeds meer naar het schilderij. Ik ontwerp   steeds meer in plaats van na te schilderen. Ik stileer.’ | 
| 03.10.1991 | ‘Onderscheid   tussen abstraheren en stileren. Cézanne abstraheert. Hij ziet een appel niet   als een appel maar als een rond rood vlekje. Ik stileer. Mijn appel verandert   wel maar het blijft in intentie een appel.’ | 
| 08.10.1991 | ‘Mijn   talent is een combinatie van een goede intuïtie en een praktische   intelligentie.’ | 
| 09.10.1991 | ‘Toen   ik X. vertelde over het verzoek van Stroom hcbk aan mij om mee te werken aan   ‘Onderstroom’, zei hij: “Dat moet je doen, dat is een mooie gelegenheid om je   eens te bezinnen waarom je nu eigenlijk doet wat je doet.” “Maar”, antwoordde   ik hem “daar heb ik zo’n verzoek niet voor nodig want er gaat geen dag   voorbij zonder dat mezelf ik al die vragen stel.” ‘ | 
|   |   | 
|   |   | 
| N.B.!   Geachte lezer, indien U de meeste van de bovenstaande citaten wat al te   banaal vind, dan wil ik U daarvoor mijn verontschuldigingen aanbieden. Het is   mijn stellige overtuiging, O brave lezer en ik waarschuw U alvast dat ik U   nogmaals op een banaliteit zal trakteren, het is mijn stellige overtuiging   dat de gedachten van een kunstschilder van nul en gener waarde zijn met   betrekking tot de waardering voor zijn werk. Voor   de kunstenaar zelf echter zijn zijn gedachten, hoe benaal ook, van   onschatbare waarde. Dankzij die gedachten kan hij verder gaan en zijn   voortdurende twijfel bestrijden. |